- De 300 boeren van Caring Farmers pleiten voor “natuurinclusieve kringlooplandbouw”. Ze willen de veestapel verkleinen en vragen om meer klimaatactie vanuit de sector.
- Om dit financieel waar te kunnen maken, moet Den Haag met maatregelen komen, vinden ze. Biologisch voedsel zou meer gepromoot moeten worden.
- De Caring Farmers inspireren veel boeren, maar zorgen ook hier en daar voor frustratie. “Ze zeggen: moet het dan allemaal anders?”
- Lees ook: Albert Heijn vliegt vanaf 2023 geen fruit meer in – Lidl niet enige supermarkt die naar duurzamere logistiek kijkt
Als we door de Flevopolder richting de circulaire boerderij van Joost van Strien rijden, zien we een parade van omgekeerde vlaggen. Wie dacht dat de boerenbranche zich na maanden onderhandelen en actievoeren heeft neergelegd bij het stikstofbeleid in Den Haag, komt te weinig de deur uit. Nog altijd lijkt het eerder regel dan uitzondering dat boeren hun landschappen uitrusten met deze als vlaggen vermomde middelvingers naar de overheid.
Niets van dat alles bij akkerbouwer Van Strien. Als boer heeft hij begrip voor de misère van zijn vakgenoten, maar zelf laat hij al dertig jaar vooral zien dat het anders kan. Op zijn boerderij Zonnegoed gebruikt hij geen kunstmest, boert hij volledig veganistisch en legt hij zelfs een compleet bos aan.
Dit alles leverde hem en zijn compagnon Christiaan Feickens dit jaar de titel Agrarisch Ondernemer van het Jaar op.
Geen kunstmest en bestrijdingsmiddelen
Zittend aan de eettafel in zijn woning gelegen aan zijn 92 hectare tellende landbouwgrond nabij minidorp Ens, geeft de 56-jarige Van Strien tekst en uitleg over het geheim achter zijn groene succes.
Toen hij in de jaren 90 begon als boer, besloot hij direct biologisch te gaan telen, dus zonder kunstmest en bestrijdingsmiddelen. Sindsdien levert Van Strien groente zoals pompoenen, aardappelen en wortels aan supermarkten, die het als biologisch in de verkoop zetten.
Om zijn gewassen te laten groeien, gebruikte de akkerbouwer aanvankelijk dierlijke mest, die hij van bevriende veeboeren kreeg. In ruil daarvoor leverde hij zijn collega's klaver en luzerne, die hij op een paar veldjes verbouwde, als veevoer. “Die planten kun je als mens niet eten, maar koeien wel”, verklaart Van Strien.
Voedsel voor boerderijdieren produceren, helemaal efficiënt is het niet, bedacht Van Strien na een paar jaar. Boerderijdieren produceren methaan en ammoniak, stoffen die nadelige effecten hebben op het milieu. En, zo dacht hij: hoe zinvol is het eigenlijk om voedsel te verbouwen voor dieren, die later weer door mensen worden opgegeten?
De cijfers liegen er niet om: zo’n 80 procent van de wereldwijde landbouwgrond wordt volgens de Verenigde Naties gebruikt voor dierenvoer of als grasland voor boerderijdieren. Deze dieren leveren op hun beurt maar 20 procent van de wereldwijde calorieën op ons bord. En dat terwijl de wereldbevolking toeneemt en het land schaars is.
Van Strien wilde hier vanaf, dus besloot hij zo’n 15 jaar geleden te experimenteren met andere vormen van mest. Wat bleek: diezelfde klaver en luzerne kun je óók gewoon inzetten als mest. “Ze zijn even effectief als gewone meststoffen”, zegt Van Strien, “maar ze zijn efficiënter, omdat ze de grond en het bodemleven niet aantasten.”
Bovendien haal je er stikstof mee uit de lucht, legt de boer uit. “Klaver en luzerne leven in symbiose met de rhizobiumbacterie. De planten leveren deze bacterie suikers en de bacterie voedt de planten met stikstof, die het uit de lucht haalt.” Weg dus met de dierenmest. Van Strien boert tegenwoordig onder het tongue-in-cheekerige motto ‘no shit’.
Op boerderij Zonnegoed doen ze ieder jaar bodemmetingen en noteren ze telkens een vooruitgang van de kwaliteit. “We meten de grond op het aantal organische stoffen en op de voedingsinhoud. Qua bodemvruchtbaarheid gaat onze grond erop vooruit.” Het levert Van Strien een winstgevend bedrijf op. Gebruik je als boer wél kunstmest en bestrijdingsmiddelen, dan kun je natuurlijk ook mooie jaarwinsten schrijven. Toch waarschuwt de ondernemer: “Als je bodem achteruitgaat, draai je daar uiteindelijk verlies op.”
De toekomst? 'Natuurinclusieve kringlooplandbouw'
Van Strien is één van de driehonderd boeren die zich aan hebben gesloten bij de in 2020 opgerichte agrarische organisatie Caring Farmers. Deze groep akkerbouwers en veeboeren staat voor wat het zelf “natuurinclusieve kringlooplandbouw” noemt.
Aangeschoven aan de eettafel van Van Strien is voorzitter Ruud Zanders, in het dagelijks leven kippenboer en oprichter van ei- en vleesmerk Kipster.
Wat dat volgens hem precies inhoudt, 'natuurinclusieve kringlooplandbouw'? “We willen sociaal en ecologisch zo efficiënt mogelijk opereren", zegt Zanders. "Dit houdt in dat we zoveel mogelijk monden proberen te voeden, met zo min mogelijk grondstoffen en input van buitenaf. We willen geen negatieve en het liefst zelfs een positieve impact hebben op het milieu, het klimaat en de dieren.”
Boerderijen zoals die van Van Strien fungeren als het paradepaardje van de organisatie. Ze dienen als inspiratie, want nog lang niet alle aangesloten boeren zijn zover. Zanders: “Iemand met 25.000 varkens is in theorie ook welkom, terwijl zoveel varkens houden helemaal niet natuurinclusief is. Waar het ons om draait, is dat alle aangesloten leden achter ons groene doel staan en ieder jaar proberen om stappen die kant op te zetten.”
Zonnepanelen op het dak installeren, een stuk weiland vergroenen, alle beetjes helpen volgens Zanders. Om te voorkomen dat boeren uit imago-redenen meedoen maar in feite weinig verduurzamen – ook wel greenwashing geheten - zou hij eigenlijk periodiek bij leden op controle moeten gaan. Daar heeft hij als fulltimeboer momenteel weinig tijd voor. Wel nemen Zanders en zijn collega's ieder bedrijf online "zo goed mogelijk" door voordat het toegelaten wordt. Uiteindelijk willen ze bij Caring Farmers toe naar een systeem waarbij de aangesloten boeren jaarlijks mvo-rapporten uitbrengen, vertelt Zanders.
Trouwens, zijn eigen Kipster kan hij ook nog niet zonder blozen een natuurinclusief kringloopbedrijf noemen. “We hebben nog een lange weg te gaan", zegt Zanders. "We dachten: we moeten in ieder geval naar een kleinschalige pluimveehouderij.” Kipster houdt per stal 24.000 kippen, terwijl een stal met legbatterijkippen al snel 80.000 kippen huisvest. “Ook voeren we onze kippen alleen maar reststromen en gaat de mest terug naar het land. Het begint op een kringloop te lijken, maar we zijn er nog niet. Ik vind het interessant dat Joost nu zegt dat je al die dierenmest niet eens nodig hebt. Ik heb altijd geleerd dat dat wel moest.”
En zo leren de boeren van elkaar, wat één van de doelen is achter deze organisatie. Wat adviseert Zanders boeren die willen vergroenen, maar een nog diepgrijs bedrijf in handen hebben? “Haal mensen erbij die heel andere dingen kunnen dan jijzelf. Het beste wat ik heb gedaan bij Kipster is dat ik zelf mijn compagnons uitkoos. Ik werk samen met een die-hard praktische kippenboer, met een duurzaam ondernemer en een communicatiestrateeg. Dat werkt goed.”
Ook belangrijk, volgens Zanders: praat eens met mensen die ver van je af lijken te staan. Hij liet zich door Wakker Dier adviseren over hoe hij het dierenwelzijn in zijn bedrijf kon verhogen. Opmerkelijke uitkomst: de dierenorganisatie prijst nu zijn eieren aan op de eigen website.
Maar goed, als boer moet je al die groene plannen financieel wel klaar kunnen spelen. Ter illustratie: de eerder aangehaalde natuurlijke mest die boer Van Strien gebruikt kost hem méér dan hij kwijt zou zijn voor reguliere mest. De akkerbouwer schat dat het de kostprijs van zijn producten "met een paar procent" verhoogt. Hij kan zich dit veroorloven omdat hij producten levert voor de biologische markt, waar de verkoopprijzen hoger liggen. Er komen dus meer inkomsten binnen.
Verduurzamen is financieel ingewikkeld
Voor niet-biologische boeren, die vaak met lage marges werken, wordt het geldtechnisch een uitdaging om dit soort verduurzaming door te voeren. Bovendien kunnen ze niet allemaal gaan voor een biologisch certificaat, want die markt is nogal beperkt. Biologische aardappelen, groente en fruit hadden in 2020 een marktaandeel van nog geen 4,5 procent.
Een hapklaar antwoord op de vraag hoe alle reguliere boeren zich financieel kunnen omscholen tot natuurinclusieve kringloopboeren hebben beide boeren niet. Het is ook de verkeerde benadering, denkt Zanders. Op strijdbare toon: “We gooien dat in Nederland allemaal op het bordje van de boer. Het wordt te duur, hoor je dan, maar wat is te duur eigenlijk? Een gezonde bodem zit niet bij de prijs van voedsel inbegrepen. Als we zo doorgaan met onze landbouw, met de bestrijdingsmiddelen, de kunstmest en de hoeveelheid dieren die we houden, loopt het systeem vast. Alles zal dan ook onherroepelijk duurder worden.”
Zanders vervolgt: “Vaak hoor je dat een boer ervoor moet zorgen dat het voedsel goedkoop is. Nee, zeg ik dan: een boer moet ervoor zorgen dat hij of zij produceert binnen de sociale en ecologische grenzen van onze planeet. Dat heeft een prijs. Als vervolgens blijkt dat niet iedereen dat kan betalen, is dat nóóit het probleem van de boer maar van de politiek. Die moet het oplossen.”
Wat zou "de politiek" precies moeten doen? Daarover heeft Zanders genoeg ideeën. In juni was Caring Farmers één van de organisaties die het kabinet een 10-puntenplan aanbood voor het verduurzamen van de boerenbranche. Een grip uit de plannen: schaf de btw op biologisch voedsel af, vernieuw het agrarisch onderwijs met natuurinclusieve denkwijzen en zorg voor voorlichting over duurzame voeding.
Zanders wijst naar Denemarken als voorbeeld. Is in Nederland het marktaandeel van biologische voeding nog geen 4 procent, in Denemarken bedraagt het inmiddels zo’n 13 procent. “Ze hebben er daar flink campagne op gevoerd vanuit de overheid. Ook zijn ze met retailers om tafel gegaan om ervoor te zorgen dat er meer in die categorie wordt verkocht. In Nederland zouden we ook vaker met elkaar moeten samenwerken. Iedereen doet hier te veel zijn eigen ding.”
Akkerbouwer Van Strien komt met een andere manier om als boer geld voor groene initiatieven op te halen. Hij neemt ons mee naar een zogeheten voedselbos dat hij twee jaar geleden aanlegde op vijfenhalve hectare van zijn akkers. Er groeien allerhande planten, van grote rietstruiken tot kleine boompjes. In het midden van het land ligt zelfs een beekje, waar Van Strien naar eigen zeggen dagelijks een duik in neemt. “Ook in de winter.”
“Per hectare zie je hier wel veertig verschillende soorten struiken, bomen en planten”, legt de ecoboer uit. Ook ziet hij er talloze dieren: allerhande vogels en vele insecten. “En dat terwijl er bij de gemiddelde boerderij een monocultuur is met vaste grassen, waardoor bijna geen leven mogelijk is.”
Van Strien heeft hier veel fruit- en notenbomen geplant, die uiteindelijk geld moeten opleveren. Maar zoals dat gaat met een bos, moeten de bomen daar eerst jarenlang voor groeien. Van Strien hoopt over vijf jaar zijn eerste appels te kunnen rooien.
Het moge dus duidelijk zijn dat het voedselbos nu nog een verlieslatende tak is van het bedrijf Zonnegoed. Toch heeft Van Strien geen financiële problemen. Dat dankt hij deels aan het Amerikaanse IT-bedrijf Salesforce, dat 30.000 euro in het project investeerde. “Toen we dit bos begonnen, hebben we direct een sponsor gezocht. Salesforce steekt 1 procent van zijn omzet en tijd in goede doelen. Dat is hun mvo-beleid [maatschappelijk verantwoord ondernemen, red.]. Ze vonden onze plannen fantastisch en wilden het wel sponsoren.”
Onlangs kwamen dertig werknemers van het Amsterdamse kantoor langs om een dagje bomen te planten. Het zette Van Strien aan het denken: het meeste geld ter wereld zit bij multinationals. Zij kunnen à la Salesforce best een deel van de verduurzaming van boerenbedrijven financieren, meent hij. Voor multinationals kan het interessant zijn, al was het maar uit marketingredenen; ze kunnen erover rapporteren in hun mvo-rapporten.
Of, zoals Van Strien het zelf omschrijft: "Voor grote bedrijven die zich verantwoordelijk voelen voor de belangrijke transities waar we voor staan, zijn er genoeg mooie initiatieven om te ondersteunen."
Om Nederland stikstof- en klimaatproof te maken, is het volgens Caring Farmers desalniettemin nodig dat de veestapel krimpt en dat piekbelasters worden uitgekocht. Nederland zal dus onvermijdelijk een minder grote exporteur van dierenproducten worden.
Toch is het een misverstand dat er minder boeren in Nederland nodig zijn, meent Zanders. “We hebben er juist méér nodig.” Hij wijst op het initiatief Herenboerderij, waarbij een groep van 200 burgers een stuk land heeft opgekocht om er kleinschalig te boeren. Zij mogen zich nu allemaal boer noemen, al wordt het werk uitgevoerd door één persoon. “Toch zijn die mensen allemaal met voedsel bezig. We hebben minder kunstmest, dieren en bestrijdingsmiddelen nodig, maar meer van dit soort boeren.”
Boeren reageren soms geërgerd
De één raakt geïnspireerd door dit soort vergezichten die omdenkers Zanders en Van Strien bieden. Maar, zo geeft Zanders toe: “Ik zie ook heel veel boeren die boos worden om wat wij doen. Zij zeggen: doe ik het dan allemaal plots verkeerd? Moet het dan allemaal anders?”
Of ze weleens bedreigingen hebben ontvangen? Daarover wijden de heren liever niet te veel uit. “Voordat je het weet, is dat het nieuws”, zegt Zanders. “Wel zijn er boeren uit ons netwerk die, laat ik het zo zeggen, voorzichtig zijn in wat ze zeggen. Sommigen hebben weleens een telefoontje gehad. Zo van: wat ga je doen, dan? We proberen ze dan te helpen. Je mag er eigenlijk niet aan wennen, maar het went wel een beetje.”
Zelf krijgt de kippenboer ook weleens vervelende mails en appjes. Bijvoorbeeld nadat hij in een interview aangaf zelf “eigenlijk helemaal plantaardig” te eten. “Het artikel kreeg de kop: kippenboer is vegan.” Zanders lacht: “Heel veel mensen lazen alleen de kop en niet het artikel, waarin ik uitlegde hoe ik precies tegen kippen en eieren aankijk. Toen gingen er wel een aantal flink los op sociale media. Ik dacht: sjeuzes, maakt het mensen nu echt zoveel uit wat ik in mijn mond stop?”
Van Strien herkent dat. “Veranderingen vormen voor veel boeren een bedreiging", zegt hij. "Laatst schreef een varkenshouder een column over het feit dat wij de Agrarische Ondernemer van het Jaar zijn geworden. De varkenshouder schreef: gefeliciteerd Zonnegoed, maar jullie doen aan luchtkastelenwerk, terwijl de minister bij jullie op bezoek komt [voormalig landbouwminister Henk Slaghouwer bezocht de boerderij in juni, red.]. Dan laten jullie je bedrijf zien en denkt de minister dat dit voor iedereen kan. Straks moeten we het allemáál zo doen.”
De ecoboer concludeert: “Als iemand voorop gaat lopen, raakt het peloton bang dat het ook op die manier moet produceren.”
Wel lijkt het tij stapje voor stapje te keren. Veelzeggend is de foto die is gemaakt nadat Van Strien en zijn team te horen kreeg dat ze door vakblad Boerderij waren verkozen tot Agrarische Ondernemer van het Jaar. Het team poseert met leden van de vakjury, toenmalig minister Slaghouwer en – jawel – Sjaak van der Tak, voorzitter van boerenbelangenorganisatie LTO Nederland.
Van der Tak viel de afgelopen maanden veelvuldig de stikstofplannen van het kabinet aan en laat zich gelden als behartiger van de reguliere boeren. Toch staat hij breed glimlachend en duimend op de foto met de groene ondernemers van Zonnegoed.
Ook Van der Tak ziet dus in dat er een 'derde weg' is voor de agrobranche.